Door Henk Hielkema
Alleen een kapitaalkrachtige investeerder uit een oliestaat
in het Midden-Oosten kan van FC Groningen een topclub maken in de eredivisie. Op
eigen kracht en met een ongewijzigd beleid zal de Trots van het Noorden een middenmoter
blijven met soms een uitschieter naar boven en soms met een penibele situatie
onderin de ranglijst zoals nu het geval is. Al jarenlang voetballen de
groen-witten zonder enige betekenis in de hoogste klasse van Nederland.
De grootste verdienste had nog in het oude
Oosterpark-stadion plaats waar enkele jaren zelfs op Europees niveau werd
gespeeld. Dat gebeurde onder leiding van de flamboyante voorzitter Renze de
Vries die spelers met zwart geld aantrok en daarvoor later de tol betaalde met
een heus strafproces en een keiharde veroordeling. Die tijden liggen alweer ver
achter ons en de huidige clubleiders zullen die fout niet weer maken.
In plaats daarvan koos de professionele clubleiding voor een
beleid met een taakstellende begroting. Met andere woorden: er werd jaarlijks
een miljoenentekort beraamd dat met de verkoop van spelers moest worden
weggewerkt. FC Groningen ging steeds meer op een handelshuis te lijken. Talentvolle
spelers werden in de opgewaardeerde jeugdafdeling opgeleid tot potentiele
eerste-elftalspelers en de scouting ging op zoek naar jonge voetballers die
werden aangetrokken om later te kunnen verkopen.
Door de transferwinsten hield de club het hoofd boven water.
FC Groningen ontpopte zich tot een club waar uitmuntende spelers te koop waren.
Luis Suarez, Arjen Robben, Andreas Granqvist, Tim Matavz en vele anderen
maakten faam bij andere clubs. Het gevolg was dat er jaarlijks veel mutaties
waren in de spelersselectie. Spelers die verkocht werden, moesten worden
vervangen door nieuwe voetballers die niet altijd het niveau hadden van hun
voorgangers.
Het was niet mogelijk om de beste spelers te houden.
Daarvoor was het salarisplafond te laag en was de spelersverkoop nodig om de
begroting sluitend te krijgen. FC Groningen was – en is – niet de club die
gemakkelijk grote sponsors kan binnenhalen. De meeste hoofdkantoren van grotere
bedrijven zijn in de Randstad gevestigd en ondanks de trouwe supportersaanhang
is het achterland van de club in het Noorden niet te vergelijken met dat in het
westen.
Het clubbeleid, dat onder de vorige directeur Hans Nijland is
ingezet, werkt nog steeds op dezelfde manier. Directeur Wouter Gudde schreef
onlangs weliswaar een toekomstrapport met de titel ‘Samen naar de Grote Markt’ maar
dat verhaal had beter kunnen heten ‘Vechten om te overleven’. Want daar is de
club jaarlijks mee bezig op twee fronten: financieel en sportief. Het is een
hele toer om de selectie op niveau te houden als je beste spelers zijn
vertrokken. In die zin is het jarenlang niet zo slecht gegaan.
Onder de huidige omstandigheden is uitvoering van een ambitieuzer
beleid niet mogelijk. De clubleiding is gebonden aan financiele grenzen. En zo
kan het een keer gebeuren dat gevochten moet worden om in de eredivisie te
overleven. Daar heeft de rol van trainer Danny Buijs niet zoveel mee te maken. En
de huidige spelersgroep mag je ook niet veel verwijten. Op een gegeven moment
komt er niet meer uit dan er in zit. Afgeven op spelers die op het veld hun
best niet doen (zoals Buijs deed na afloop van de wedstrijd tegen Sparta) is
uit den boze en helpt ook niet om uit het moeras te komen.
De enige weg naar de top van de ranglijst zou zijn om FC Groningen te verkopen aan rijke oliesjeiks. Als je tenminste de ambitie hebt om een rol van betekenis te spelen in de eredivisie en op een bepaald moment samen met de supporters een feestje te vieren op de Grote Markt. In plaats van de fans blij te maken met een dode mus zou de clubdirectie eerlijker en realistischer moeten zijn.
(Henk Hielkema is oud-journalist van Dagblad van het Noorden)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten