Door Henk Hielkema
Het traditionele basiselftal van voetbalteams is niet meer. Dat
heeft te maken met de ruime wisselmogelijkheden die tegenwoordig worden
toegestaan. Standaard mag je vijf spelers wisselen en zelfs zes als daarna nog
een speler het veld moet ruimen met een hoofdwond. Roger Schmidt, de trainer
die PSV over een half jaar gaat verlaten, was een van de eersten die de
voordelen zag van de inzetbare wissels.
De huidige wisselregels zijn niet meer te vergelijken met
die van vroeger. De voetballiefhebbers op leeftijd herinneren zich nog wel dat
je destijds slechts een speler mocht vervangen als hij was geblesseerd. Op het
moment dat voetballers een blessure veinsden om een wissel mogelijk te maken, werden de regels voor de eerste keer verruimd.
Nu je maximaal zestig procent van je veldspelers mag
wisselen kun je daar als trainer voordeel uit halen op conditioneel gebied. De
meeste profclubs in de top krijgen op jaarbasis steeds meer wedstrijden voor de
kiezen. Het bomvolle programma is dan vaak een aanslag op de conditie. Als je in
de laatste twintig minuten van een duel een handvol verse spelers op de mat
kunt brengen, kan dat een enorm voordeel opleveren.
Schmidt werd in het begin uitgelachen omdat hij in de
slotfase zijn beste spelers wisselde, maar in zijn ogen konden verse benen het
verschil maken. Overigens zijn er ook trainers die hun beste spelers voor de
slotfase bewaren. Hoe dan ook, steeds vaker hoor je oefenmeesters zeggen dat ze
niet met een basiself werken maar met een basisselectie.
Ook voor de technisch directeuren van profclubs heeft de ruime
wisselmogelijkheid gevolgen. Als ze spelers aankopen, hoeven ze niet direct de
stempel van basisspeler te krijgen. De stempel ‘ínzetbare selectiespeler’ is
voldoende om de groep te versterken.
(Henk Hielkema is oud-journalist van het Dagblad van
het Noorden)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten